woensdag 16 mei 2012

1. Welke periode was de renaissance in Nederland? Van 1500 tot ca. 1700 2. Waar en wanneer is de renaissance begonnen? In noord ItaliĆ« tijdens de 14e eeuw. 3. De maatschappij was niet langer theocentrisch, maar antropocentrisch. Wat betekent dit? God was niet meer het belangrijkste in het leven. 4. Renaissance betekent in het Frans wedergeboorte. Wat wordt hiermee bedoeld? Men wilde de glorievolle tijden herontdekken 5. Wat hebben ontdekkingsreizen en wetenschappelijke nieuwsgierigheid met de renaissance te maken? Zo ondekte ze nieuwe dingen, en ontstonden nieuwe inzichten 6. De positie van de schrijver was in de middeleeuwen anders dan in de renaissance. Leg dit uit. Zijn naam stond trots op het titelblad. 7. Wat betekent ‘ poeta laureatus’? Gelauwerde dichter 8. Wat betekent classicisme? Het imiteren of navolgen van de grote schrijvers uit de klassieke oudheid 9. Welke Griek en Romein werden vooral door schrijvers bestudeerd?\ Aristoteles en Horatius 10. Welke twee genres namen de schrijvers over? Epos en tragedie 11. Op welke drie manieren deden ze dat? Translation, imitatiom , aemulatio 12. Voor welk publiek werd de tragedie vooral opgevoerd? Elitair publiek 13. In welke vorm deden ze dit? De tekst was in dichtvorm 14. Aan welke regels moest de tragedie voldoen? In dichtvorm geschreven worden. bestaan uit 5 bedrijven tussen de bedrijven moest een rei of koor zingen of spreken 3 eenheden moesten erin zitten De held is de belangrijkste 15. Noem enkele grote tragedieschrijvers. Shakespeare , Hooft en vondel, Corneille en Racine 16. Wat is het verschil tussen een komedie en een klucht? Een klucht was heel plat en bevat geen boodschap 17. Noem enkele bekende komedieschrijvers. Shakespeare, Bredero , MoliĆ©re 18. Wat is een epos? Verhalend gedicht van enige omvang en vrij verheven van toon waarin het leven wordt beschreven van een held 19. Homerus is de bekendste Griekse eposschrijver. Hij schreef Illias en Odyssee. Waarover gaan deze verhalen? Srijd om troje en de held is naast Ajax en Odesseus ook de Griek Achilles 20. Wat zijn de kenmerken van een sonnet? Het is een lied die de nadruk legt op schoonheid en de deugden van de vrouw. 21. Wat houdt de stroming ‘petrarkisme’ in? Het is een voortzetting van het hoofse minnelied uit de middeleeuwen 22. Wat is de overeenkomst tussen het hoofse minnelied en het petrarkisme? In deze stond allebei de vrouw centraal 23. Emblematiek is een ‘plaatje met een praatje’, wat wordt hier mee bedoeld? Het plaatje was voorzien van een wijze les in proza of dichtvorm 24. Wie waren belangrijke emblematakunstenaars in Nederland? Hooft en Cats 25. Waar was proza de taal van? Proza was de taal van de filosofie van de geschiedschrijving en van wetten en voorschriften 26. Bekende namen van de renaissance zijn: Cats, Hooft, Van den Vondel en Bredero. Waaruit bestond hun belangrijkste werk? Uit emblematiek, petrarkisme en komedie

Geen opmerkingen:

Een reactie posten